De Wet van 28 maart 2024 houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en andere bepalingen neemt bepaalde aspecten van het familierecht onder handen. In dit artikel worden twee aspecten uitgelicht. Vooreerst worden de modaliteiten waaronder een kind kan worden gehoord uitgebreid. Daarnaast bepaalt de wetswijziging dat bij een akkoord tussen ouders het belang van het kind expliciet moet worden verduidelijkt.
Minderjarigen onder de twaalf jaar hebben nu een hoorrecht
Op basis van art. 1004/1, nieuwe §1, eerste lid Ger.W. heeft elke minderjarige over wie de procedure handelt het recht om gehoord te worden.
Voorheen werd een onderscheid gemaakt tussen kinderen op basis van de leeftijdsgrens van 12 jaar. Kinderen onder de leeftijdsgrens van 12 jaar werden onder de oude wetsbepalingen niet automatisch uitgenodigd en ingelicht over het hoorrecht. Het kind, de ouders en het Openbaar Ministerie konden dit wel op eigen initiatief vragen.
In de nieuwe wet wordt in principe de leeftijdsgrens van 12 jaar behouden, maar worden de kinderen jonger dan 12 jaar nu ook actief ingelicht over het feit dat een kind een dergelijk verzoek kan overmaken aan de rechter.
De wet verduidelijkt dat in het verzoek met betrekking tot een kind onder de 12 jaar, duidelijk moet worden aangegeven of dit verzoek uitgaat van de minderjarige zelf, dan wel van de ouders (art. 1004/1, nieuwe §3/1, tweede lid Ger.W). Het belang ligt hem in het gegeven dat wanneer het verzoek uitgaat van de minderjarige zelf, de rechter verplicht is om in te gaan op het verzoek, ongeacht de leeftijd van het kind.
Belangrijke kantmelding is dat de minderjarige kan weigeren om gehoord te worden. Het gaat nog steeds over een hoorrecht waardoor de minderjarige niet verplicht is om in te gaan op de uitnodiging.
In bemiddelingsakkoorden: het belang van het kind dient te worden toegelicht
In de nieuwe wet zijn er nieuwe wetsbepalingen toegevoegd in verband met bemiddelingsakkoorden tussen ouders (art. 1004/1 Ger.W). De bepaling heeft in eerste instantie betrekking op de homologatie van akkoorden tussen partijen die tot stand gekomen zijn in het kader van een buitengerechtelijke middeling, zoals bijvoorbeeld de echtscheiding door onderlinge toestemming. Tevens, heeft de bepaling ook betrekking op akkoorden die tot stand gekomen zijn in het kader van een door de rechter aangestelde bemiddelaar.
Partijen zijn nu verplicht om in een onderling akkoord te verduidelijken op welke wijze er rekening wordt gehouden met het belang van het kind. In concreto, dienen partijen te verduidelijken in welke mate het akkoord het belang van het kind mee in aanmerking heeft genomen, of de minderjarige al dan niet werd gehoord, en op welke wijze(n) de ouders te werk zijn gegaan om te bepalen wat het belang van hun kind is. Partijen dienen dus verder te gaan dan het louter opnemen van stijlformules. In de praktijk zal het vooral gaan over de mogelijkheid om hobby’s te blijven uitoefenen, de afstand naar de school, contact met familie, etc.
Bovendien houdt de wetswijziging in, dat in een akkoord tussen partijen over gemeenschappelijke kinderen, ook verduidelijkt moet worden op welke wijze het belang van de minderjarige halfbroers/ halfzussen van de gemeenschappelijke kinderen in aanmerking wordt genomen.
Bij gebreke aan bovenstaande informatie in verband met het belang van het kind in een bemiddelingsakkoord, kan de rechter niet overgaan tot homologatie ervan. De rechter dient de partijen voldoende tijd te geven om het akkoord op dat punt verder aan te vullen opdat het opnieuw kan voorgelegd worden en kan worden gehomologeerd.
Het belang van het kind goed motiveren is dus de boodschap.